14 december 2016

Auto's in/en onze straat

Ons gezin woonde in Schiedam-West in een doodlopende straat met daarvoor een groot grasveld. Geen gras"gazon", maar meer een braakliggend terrein met zelfs een klein slootje er in. We konden heerlijk spelen op straat. Geen auto's?! Voor 1955 had slechts één van de 24 gezinnen in ons huizenblok een auto en die stond bijna altijd geparkeerd met een hoes er over, we zeiden dat die auto een pyjama aan had 😉.
Onze wijk, ons gezin woonde in het tweede blok rechts
...... toen was geluk heel gewoon ......
We speelden op straat eenvoudige spelletjes, van die spelletjes die "de jeugd van tegenwoordig" waarschijnlijk niet een kent: bordjesbal,verstoppertje, bussenbuut, en dergelijke. Je had alleen maar een bal, een conservenblik of helemaal niets nodig om het te spelen. Op het grasveld maakten we tenten van twee bezemstelen, oude dekens of lakens en een handvol knijpers; die kregen we van onze moeders. Je had eigenlijk "geen moer", maar "toen was geluk heel gewoon".

Na 1955 kwamen er meer auto's in de straat, zo ook de auto van "Oom" George. Mijn ouders hadden "Indische" vrienden, die woonden bij ons op de trap. Ze heetten George en Bien L. De familie L. had ook vijf kinderen in "onze" leeftijd. En omdat wij als kinderen ook vaak bij het gezin L. kwamen, met de kinderen uit het gezin speelden, werden George en Bien al snel "Oom George" en "Tante Bien". Een leuk gezin waar ik het al over gehad heb (zie Vis) en waarover ik het nog wel vaker over zal hebben.

Oom George had dus een auto én hij was ook automonteur in het leger. En zo kocht mijn vader rond 1957 ook een auto, via Oom George. Een goedkoop autootje kon mijn vader wel betalen, alleen de normale onderhoud- en reparatiekosten echter niet. Maar Oom George rekende alleen de onderdelen, dáárom kon mijn vader dus ook een auto kopen. Een auto waar we als gezin een paar jaar veel plezier van hebben gehad. We konden er onder andere mee op vakantie naar Vessem (Noord-Brabant) en dat was heel wat in die tijd. Maar in 1959 emigreerde het gezin L. naar de VS en al snel was het gedaan met de auto, want de reparaties kostten veel geld en dat ging boven de begroting van mijn vader. Dat werd het "tweede autoloze tijdperk" voor ons gezin.
De eerste auto van mijn vader in onze straat. Links mijn vader en rechts Oom George, zelf kijk ik toe.

01 november 2016

Vis

Begin jaren vijftig was "op vakantie" voor gewone werkmensen een zeldzaamheid. De meeste mensen hadden geen auto. Bij ons in de straat, waar 24 gezinnen woonden, had slechts één gezin een auto. Mijn ouders hadden in ieder geval geen auto. Maar een nichtje van mijn vader had er wel een, een Renault Dauphine. Het nichtje Thea met haar man Teun nodigden mijn ouders uit om samen op vakantie te gaan naar Duitsland. Dat soort dingen deed je om de kosten te besparen. Alleen kon je zo iets eenvoudigweg niet betalen. Dus grepen ze dat met beide handen aan. De reis, door West-Duitsland, ging zelfs tot de toenmalige Oost-Duitse grens, het Harzgebergte. De vakantie verliep niet helemaal zoals gepland. De auto bleek slecht onderhouden en diverse reparaties moesten onderweg verricht worden die gezamenlijk werden betaald. Achteraf werd het dus toch een dure vakantie en in latere jaren kan ik me niet herinneren dat ik Thea en Teun ooit nog gezien heb, de vriendschap was zeker bekoeld. Op de foto's die ik heb werd er ook nauwelijks gelachen.
Mijn ouders op vakantie in Duitsland met nicht en neef Thea &Teun

Thea&Teun met Ma bij de Renault Dauphine

Zus (waarmee ik samen op de "titelfoto" sta) en ik werden thuis achtergelaten onder toeziend oog van vrienden van mijn ouders die bij ons op de trap woonden, de familie L. Wij gingen daar ook eten. Op één van de dagen werd er vis gegeten, makreel meen ik me te herinneren. Nou was ik niet al te dol op vis, maar "thuis" hoefde ik nooit iets te eten dat ik niet lekker vond. Dat was anders bij de familie L., dáár was het gebruikelijk dat je in ieder geval iets at van wat op tafel kwam. Dat wilde ik niet, maar ik mocht niet van tafel voordat ik iets van de vis gegeten had. Nadat ik dus een tijdje als enige aan tafel had gezeten was ik het zat en smeet ik de vis op de grond. Ik mocht wel van tafel, maar kreeg verder niets meer te eten. De volgende dag, jawel hoor, stond er voor mij weer die vis op tafel. Toen al had ik een eigen willetje, de vis heb ik niet opgegeten. Wat ik er wel aan overgehouden heb is een trauma, ik lust en eet ook geen enkele vissoort. Helaas heb ik door mijn trauma mijn zoon en dochter geen vis leren eten, en dat kan best lastig zijn. Veel later (1993) heb ik voor mezelf een aardige draai aan mijn visfobie gegeven, ik ben zelf vegetariër geworden .....

Maar ik heb toch nog iets positiefs overgehouden aan de reis van mijn ouders. Toen ze terugkwamen hadden ze een cadeau voor ons meegenomen. Ik kreeg een elektrische trein van het werk Trix. Ik heb daar heel veel mee gespeeld en tot op de dag van vandaag heb ik de trein bewaard.


05 oktober 2016

Mijn eerste herinneringen

Wat je eerste herinnering in je leven  is, is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Ik heb de keuze uit twee of drie rondom mijn vijfde levensjaar, waarvan ik niet precies weet of de ene herinnering eerder was dan de andere. Daarom eerst maar het "slechte nieuws", of wel de meest nare herinnering.

Ik kom met mijn moeder naar buiten en het is koud. Ik heb een soort vestje aan met een capuchon en met een rits. Mijn moeder zet de capuchon bij me op en trekt de rits dicht. Bij het laatste stukje dichttrekken zit het velletje bij mijn hals tussen de rits. Ik gil het uit van pijn. Mijn geschrokken moeder probeert het snel los te krijgen en wellicht lukte dat ook snel. Alleen voor mij duurde dat een eeuwigheid .............

De tweede iets minder nare herinnering is met het gezin. Pa, Ma, mijn oudere zus en ik zijn op de brommer op weg naar Alphen aan de Rijn. Daar woonde het liefste, jongere broertje van mijn moeder. Mijn zusje achterop bij Pa en ik bij Ma. We rijden ergens in Rotterdam Noord. In die tijd, de vijftiger jaren, ging alle verkeer nog door de centra van de steden, niks buitenom. Het was een weg met tramrails, wellicht de Bergweg. Het had licht geregend en de tramrails was glad. Je raadt het wellicht al? Mijn moeder slipte op de tramrails en we gingen onderuit. Dat was natuurlijk weer flink huilen, wat wil je van een kind van vijf?! Uiteindelijk hadden we niks, maar ik was erg van streek en mijn ouders besloten terug naar huis te gaan.

Ons gezin met op de schoot zus en blogger, op rechts Ma en Pa en op links Oom (liefste broertje van Ma) en Tante, omstreeks 1955

De derde herinnering is een "algemene" herinnering, niet één van een specifiek moment. Ik zat op de kleuterschool en mijn moeder bracht me naar school. Ze laat me op het "besloten" schoolplein achter en wanneer ik vroeg was en er nog niet veel kinderen waren, probeerde je de deurknop van de schooldeur te pakken te krijgen én vast te blijven houden. Wanneer je de deurknop vast had en de juffrouw deed de deur open om ons binnen te laten dan mocht je als "beloning" een bepaalde taak doen, je mocht dan bijvoorbeeld het bord schoonmaken. En ik was dan trots dat IK dat mocht doen. Hoe simpel kon het leven zijn .......

Blogger op de kleuterschool geportretteerd als Volendammertje