Inleiding.
In deel 1 van "Werken (en studeren) bij Unilever" heb ik verhaald over hoe ik in 1967 vanaf de middelbare school direct bij het Unilever Research Laboratorium (URL) ging werken. Dat betekende tevens dat ik verplicht was naar de laboratoriumavondschool te gaan, drie avonden in de week in Rotterdam. Het studeren was echter geen verplichting voor me, dat vond ik juist leuk. Maar het was wel vier jaar bikkelen, veertig uur per week werken op het laboratorium en de negen lesuren op school. Daar kwam de thuisstudie nog bij van minstens tien uur per week, afgezien nog van de reistijden. In totaliteit dus zo'n zestig uur werk en studie per week. Er bleef weinig tijd over voor Diny en mij om onze "jeugd te vieren". De werkverhouding met mijn chef was heel formeel, maar gelukkig waren de contacten tussen mijn collega's onderling wel informeel. En ik had een aantal leuke gezellige collega's, zoals Emmy.
Na vier jaar studie behaalde ik het HBO-diploma. Maar omdat het in die tijd (invoering van de Mammoetwet) niet duidelijk was wat zo'n HBO-diploma waard was, was er nog een mogelijkheid om een applicatie te doen, waardoor je een "ouderwets" HTS-diploma kon halen. Daar ging ik voor, maar ik had tot nu toe uitstel gehad van militaire dienst. Dat uitstel verviel door het halen van het diploma en daarom deed ik de HTS-applicatie tijdens mijn militaire dienst. Dat was weer bikkelen ... Na anderhalf jaar kwam ik uit militaire dienst mét mijn HTS-diploma en ging in november 1972 weer bij het URL werken. Getrouwd en wel. Want mijn Diny had me eind 1971 haar "ja woord" gegeven.
Dus ... in november 1972 verliet ik "met groot verlof" de militaire dienst en ging ik als getrouwd man, met mijn HTS-diploma op zak, weer bij Unilever werken. In deze post zal ik verhalen over hoe ik groeide in de functie die ik nu ging bekleden en waarom ik in 1982 door de directeur van een andere groep gevraagd werd om in zijn groep te komen werken. Deze post zal ook verhalen over de verandering van het type werk, de werksfeer, (markante) collega's en sociale contacten in die periode.
Ik kwam te werken in de groep Fysische Chemie, onder leiding van Max van den Tempel. De groep was onderverdeeld in een aantal secties, waar men zich bezig hield met oppervlakte chemie, kristallisatie, fysische transportverschijnselen en rheologie (stromingsleer). Ik werd ingedeeld in de sectie Oppervlakte Chemie met aan het hoofd Frits van V.V. Mijn directe chef werd Albert P. en mijn twee directe collega's Jan B. en Bas B. Je ziet het, van hoog tot laag spraken we elkaar bij de voornaam aan. De sfeer was dan ook geheel informeel evenals de kleding. Wat een verschil met de functie vóór mijn militaire dienst!
Op mijn schrijfplek (= bureau, zoals achter de open deur te zien is) in mijn nieuwe functie (ca. 1974). Lekker informeel gekleed in trui en "spijkerbroek"... |
Zoals gezegd, hield de groep zich, in het algemeen gesproken, bezig met fysische chemie. Simpel gezegd is dat chemie waarbij geen "chemische reacties" optreden tussen de verschillende moleculen. In de verte had het onderzoek te maken met de producten die Unilever maakte. In de verte, ofwel ik werkte in een achtergrondgroep, die ondersteuning moest geven aan de groepen die zich met de uiteindelijke producten bezig hielden, vaak tot doel om die producten te verbeteren of nieuwe producten te verzinnen.
De redelijk complete nieuwe groep waarin ik ging werken (ca 1976) |
Er werkte best wel veel "knappe koppen" in onze groep. Vaak academisch gepromoveerde specialisten, die ook aanzien hadden in de wetenschappelijke wereld ... de universiteiten zeg maar. Daarom waren er best veel contacten met universiteiten over de hele wereld. Dit was natuurlijk een ontzettend goede leerschool voor mij om "tijdens het werken mijn kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen". Je moest wel vaak met je neus in de boeken en wetenschappelijke tijdschriften zitten om op zijn minst je kennis op peil te houden, maar het liefst om je kennis te verbreden/verdiepen. Later moest ik ook de literatuur op mijn vakgebied gaan bijhouden. Daarvoor hadden we een bibliotheek, waar veel van dat soort boeken en tijdschriften aanwezig waren (internet was er natuurlijk nog niet). Je móést wel studeren, stilstaan was achteruit gaan. Zo volgde ik in die periode (1976) een schriftelijke cursus Meet- en Regeltechniek bij het opleidingscentrum PBNA. En mijn kennis verbreden en/of verdiepen was nou net wat ik leuk vond. Kortom, het was voor mij dé ideale plek voor mijn verdere (wetenschappelijke) ontwikkeling.
Wat ook erg leuk was, dat we vaak instrumenten moesten ontwikkelen. Dat deden we deels zelf, met professionele meccano dat FAC heette. Maar ook hadden we in die tijd een afdelingen met instrumentmakers, glasblazers en bankwerkers in het laboratorium, waarmee we samenwerkten om instrumenten te maken. Hieronder een foto die ons interne informatieblad haalde (URL Nieuws), waarbij ik achter een zelf gemaakt instrument met een meting bezig ben.
Blogger achter een zelfbedacht en gebouwd apparaat om een waterig oppervlak sterk te vergroten. Zelf noemde ik het de "oppervlakte tank" 😉. |
In eerste instantie werkte ik aan onderwerpen die verband hadden met voedingsmiddelen, zoals melkproducten (slagroom, bakkersroom, ijs ...). Maar vanaf 1976 werd ik (part time) ingezet voor achtergrondonderzoek naar wasmiddelvormen, specifiek naar vloeibare wasmiddelen. Maar laat ik eerst wat vertellen over andere veranderingen in mijn nieuwe werkomgeving, de andere sociale omgeving waar ik mee te maken kreeg.
<<<INTERMEZZO>>>
... voor het volgen van de tijdlijn kan je dit overslaan ...
Werken in een andere (sociale) omgeving ...
Door het nieuwe type werk dat in de nieuwe groep werd gedaan, waren veel van de nieuwe collega's met wie ik ging werken een andere typ mensen dan in mijn vorige baan. Nieuwsgieriger, creatiever en vrijer in hun denken. Een exponent van die mensen vond ik Frans G., die ook heel erg kritisch stond tegenover de maatschappij in zijn geheel en die vaak dwars tegen de gevestigde orde zijn kritiek gaf. Ik bewonderde hem. Piet van der V. en Dick de J. hadden veel interesse in het weer, wat vaak aan het begin van de dag werd doorgesproken. Er waren ook een paar collega's die belangstelling hadden in trimmen (hardlopen), zoals mijn directe collega's Jan B., Bas B. en verder ook nog Jan van B. (uit Maasland). Met hen gingen ik soms na het werk hardlopen. Eerst deden we dat in het Beatrixpark in Schiedam, maar al gauw gingen we een rondje in Maasland lopen, de woonplaats van Jan van B. Zo raakte ik bekend met het rondje van de "Groene Oaseloop", waar ik later aan een prestatieloop heb meegedaan. Toen ik bij Jan B. thuis kwam om te gaan hardlopen, bleek dat ik zijn vrouw Joke kende van de middelbare school waar we samen opgezeten hadden. Jan en Joke zijn goede vrienden geworden, waarmee ik nog steeds contact heb. Fotograferen was één van mijn hobby's die ik deelde met veel van mijn collega"s. Ik werd actief lid en bestuurslid van de fotoclub op de zaak. Ik ben een paar jaar penningmeester geweest en DOKA-commissaris. DOKA staat voor donkere kamer, waar je foto's kan ontwikkelen en afdrukken. In dat afdrukken was ik ook leidend. Zo kochten we voor de DOKA apparatuur en materiaal om kleurenfoto's af te drukken en zeer grote zwart-wit foto's. Ik heb "meer dan levensgrote" foto's van Dennis en Diana afgedrukt. De rollen afdrukpapier waren 1,27 bij 10 meter. Ik heb nog een aantal (erg) grote foto's bewaard in mijn klerenkast, zie onder ...
Een aantal van de (meer dan) levensgrote foto's van Diana en Dennis die ik heb afgedrukt (foto's ca. 1974). Om de grootte te illustreren, ben ik er maar bij gaan staan (huidige foto oktober 2022). |
Het zal zelfs een leek wel duidelijk zijn, dat dit niet te doen is in een huis, tuin en keuken DOKA en dat enige inventiviteit hiervoor nodig is. Ook organiseerde het bestuur foto-excursies. Zo gingen we naar de Utrechtse Heuvelrug om kastelen te fotograferen. Hieronder een foto van het gezelschap waarmee we dat deden ...
De deelnemers van de foto-excursie op de Utrechtse Heuvelrug. De namen die ik me herinner zijn: Aad Visser, Job van der Meer, Piet Knieriem, Fried Hornung, de familie Warnaar?, Kest Hissink, ... | |
Verder organiseerde we fotowedstrijden en cursussen, zoals portret- en modelfotografie. Bij deze laatste cursus heb ik zelf als "model" gefungeerd, zij het in een bijrolletje 😉 ....
Opname gemaakt tijdens de cursus modelfotografie. Ik hoef vast niet te zeggen wie het model is ... en ook niet, dat ik geen piano speel 😉. |
Buiten de fotoclub om, ging ik ook aan stereofotografie doen. Dat deed ik met de eerder genoemde naaste collega Dick de J. We experimenteerden met deze techniek vooral met dia's. We maakten een "dia paartje", door twee dia's te maken van het zelfde onderwerp, maar net uit een iets andere hoek. We bekeken de dia's dan door ze te plaatsen in twee diaviewers, die we op oogafstand aan elkaar hadden geplakt. Vergelijkbaar als bij de View-Master. Ook projecteerden we ze, met behulp van twee diaprojectoren met polaroid filters. Door dan een "bijzondere" polaroidbril op te zetten, kon je dan stereo zien. Het stereo-effect kan je "overdrijven" door de afstand tussen de twee genomen dia's groter te maken. Hieronder heb ik zo'n stereopaartje weergegeven die ik tijdens de zomervakantie van 1981 in van het plaatsje Sion gemaakt heb. Gewoon uit het handje, een stapje opzij geeft dan (overdreven) diepte 😁. Je moet wel even oefenen om ze te kunnen bekijken ....
Stereo paartje: kijk naar de beelden en laat ze over elkaar vallen. Je ziet dan drie beelden naast elkaar, twee vage en in het midden de scherpe stereo opname ... |
Je kan hier stereo zien met behulp van de zogenaamde "scheelkijk methode". Je moet met het rechter oog naar de rechter foto kijken en met je linker oog naar de linker foto ... en dan de beelden over elkaar heen laten vallen. Het vereist enige oefening, maar als je het eenmaal door hebt, is het een leuk effect ...
Als laatste wil ik nog een nevenactiviteit tijdens mijn werk noemen. Ik ben een paar jaar mede-contactpersoon geweest in mijn groep voor de Boekenoogenbeker. Op het laboratorium werden per jaar een achttal sport- en spelwestrijden georganiseerd waar je per groep aan mee kon doen. Op die manier kon je punten verdienen en wie aan het eind van het jaar de meeste punten hadden vergaard, won dan de Boekenoogenbeker. Zo herinner ik me dat Volleybal, Voetbal, Zwemmen en Tafeltennis sporten waren waarmee we strijden om die beker. Het was echt zo'n activiteit, waarbij je je collega's beter leerde kennen en het was daardoor goed voor de sociale contacten.
Al die menselijke contacten bleken ook erg waardevol voor mijn werk in het laboratorium. Want ik leerde mensen in allerlei afdelingen kennen, waardoor het veel makkelijker werd om eens bij een andere afdeling binnen te stappen. Verder heeft de bijna tien jaar dat ik hier gewerkt heb, me voor een behoorlijk deel gevormd. Juist ook, doordat het merendeel van de mensen waarmee ik heb samen gewekt divers en bijzonder was.
<<< EINDE INTERMEZZO>>>
Maar laat ik verder gaan met de tijdlijn van deze post. Ik vertelde, dat ik vanaf 1976 part time ingezet werd voor achtergrondonderzoek
naar wasmiddelvormen, specifiek naar vloeibare wasmiddelen. Al gauw werd dit werk gekoppeld aan projecten en werd ik door de voorgrond groepen meer betrokken bij hun vraagstellingen. Dit liep bijna gelijk met grote veranderingen in de organisatie van onze groep. De groepsleider, Max van den Tempel, ging met pensioen en mijn directe chef, Albert P., werd benoemd tot hoogleraar aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen. Voor mij betekende dat tevens meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Want ik kreeg geen nieuwe chef en ging rechtstreeks voor de sectieleider Frits van V.V. werken. En die liet me héél erg vrij, zelfstandig werken. Ik hielp al mee met delen van rapporten te schrijven, maar in 1976 werd ik voor het eerst de eerste auteur van een rapport en in 1980 was ik vaak de eerste auteur van rapporten. Vanaf 1978 werkte ik volledig in projecten, gericht op wasmiddelen en moest ook op vergaderingen mijn werk presenteren en lezingen gaan geven. Het werk was nog altijd achtergrondgericht. Ik bouwde kennis op, waarmee problemen in de praktijk konden worden opgelost en nieuwe producten worden bedacht.
Maar ik had ook zo mijn twijfels over óf ik wel de rest van mijn leven dit soort werk wilde blijven doen. Ik had namelijk altijd al veel belangstelling voor milieuvraagstukken (het rapport van de Club van Rome had grote indruk op me gemaakt ... en is nog steeds actueel!) en ik was rond 1976 begonnen aan een schriftelijke cursus Milieukunde, waarvan ik in 1978 mijn diploma haalde. Hieronder de cijferlijst van mijn diploma, waarbij de geëxamineerde vakken veel interessanter zijn dan mijn resultaat ...
Let vooral ook op de milieuvriendelijke stikker die ik gebruikt heb ... Leuk is, dat mijn jongste kleinzoon nu een HBO-opleiding volgt met veel milieukunde vakken ... |
Het zou me zeker een goed gevoel geven om mijn steentje bij te dragen in het beschermen en verbeteren van het milieu. In een periode dat ik het iets minder naar mijn zin had bij het URL, door al die veranderingen, heb ik zelfs twee externe sollicitaties gedaan. Een sollicitatie was bij de DCMR, Milieudienst Rijnmond, een open sollicitatie waarop ik geen reactie kreeg. De andere sollicitatie,bij de Provinciale Staten in Den Haag, heb ik zelfs een sollicitatiegesprek gehad. Zij vonden dat mijn
motivatie (het milieu verbeteren) niet paste bij de banen die ze daar hadden
(het in kaart brengen van vervuiling), ik was te ambitieus. Ik vond dat ze daarin gelijk hadden en zag wel dat voor mijn ideeën in die tijd er eigenlijk geen banen waren. Ik had beter bij Greenpace kunnen solliciteren 😉.
Door de zelfstandigheid die ik gekregen had, direct werken onder sectieleider Frits, en de belangstelling en waardering voor mijn werk uit de voorgrond groep, kreeg ik het echter weer steeds meer naar mijn zin. In wezen was het een "promotie" geweest, omdat er een "bestuurslaag" tussen uit gevallen was, Het rapporten schrijven vond ik steeds leuker en ook het presenteren van de uitkomsten van het werk en het geven van lezingen voor groter publiek.Verder had Frits me in 1977 meegenomen op mijn eerste buitenlandse zakenreis voor twee dagen, naar ons zusterlaboratorium in Port Sunlight in de buurt van Liverpool. We vlogen van Zestienhoven met een tweemotorig propeller vliegtuig naar Manchester. Het was de tweede keer dat ik vloog. Het regende en ik zag bij het warmdraaien van de motoren druppels olie op het platform vallen. Ik vond dat maar eng, vliegen was (toen) nog een avontuur. Het werd een leuk werkbezoek en we zijn nog bij Nederlandse collega's die in Engeland werkten, het echtpaar Lucassen, thuis geweest om te lunchen. Ik vond alles zo leuk. Ik dacht dus niet meer aan ander werk zoeken, ik had het helemaal naar mijn zin in mijn uitgebreide functie.
Omdat ik meer in de schijnwerpers kwam te staan, begon mijn werk en werkwijze ook op te vallen bij Hans B., de directeur van de groep Wasmiddelen. Begin 1982 vroeg hij mij eens langs te komen voor een gesprek. Hij vertelde me, dat hij het werk dat ik voor zijn groep deed erg waardeerde en vroeg me of ik dat werk wilde voortzetten in zijn groep. Ik wilde er even over nadenken, voorzichtig als ik was. Ik heb toen mijn vader om advies gevraagd. Pa zei dat ik het moest doen. Twee weken na zijn overlijden trad ik in dienst van de groep Wasmiddelen. Bij mijn afscheid van de sectie kreeg ik, samen met anderen die (bijna) tegelijkertijd afscheid namen van de groep, onderstaand leuk aandenken ...
Samen met collega Freek R. sta ik op het station, terwijl de sectietrein, met onze dan oud-collega's, verder rijdt ... |
Jammer dat Pa nooit
geweten heeft hoe succesvol die verandering is geweest. Want
uiteindelijk was die verandering een opmaat tot een wetenschappelijke
promotie. Wat zou hij daar trots op zijn geweest ... én wat had ik dat
graag mét hem gedeeld. Gelukkig heb ik dat wel met Ma kunnen vieren. Zij hebben mij op het goede spoor gezet ... En Diny heeft mij altijd "van huis uit" gesteund om er veel (vrije) tijd in te mogen steken. Wellicht meer dan haar lief was ...