28 april 2021

Waar liggen mijn roots? - 1. Grootouders en overgrootouders

Na de post over mijn huwelijk met Diny, waarbij de blik naar voren is gericht naar hopelijk een nieuwe generatie, lijkt het mij een geschikt moment om eerst eens terug te kijken naar waar ik vandaan kom, waar mijn roots liggen ...

Over mijn ouders heb ik al veel verteld via twee posts en zal ik later nog veel over hen verhalen. Maar voor de volledigheid van deze post zal ik hen hieronder samen kort schetsen.

Mijn ouders.
Zij zijn beide geboren in Schiedam, rond 1920. Mijn vader is Rooms-katholiek opgevoed en mijn moeder Nederlands-Hervormd. Mijn moeder heeft de huishoudschool doorlopen, heeft in een levensmiddelen zaak gewerkt en later als inpakster in de chocoladefabriek "de Baronie" in Schiedam. Mijn vader heeft pas later, via avondschool, zijn Mulo diploma gehaald en zich gediplomeerd in administratie en boekhouding. Daarvoor, en tot in de oorlog, heeft hij als decorateur in dezelfde chocoladefabriek als mijn moeder gewerkt. Later in de oorlog heeft hij in de administratie van de "centrale keuken voor massavoeding" (onderdeel van de Gemeenste Schiedam) gewerkt. Heel recent kwam ik een leuke foto tegen uit de periode, welke ik hieronder heb ingeplakt. Aansluitend bleef hij, na de oorlog, in de gemeenteadministratie werken en is hij boekhouder geweest. Op het laatst was hij chef van de verbruiksadministratie van een gemeentelijk energiebedrijf. Beide geboren en getogen Schiedammers, maar op latere leeftijd hebben ze ook nog in Vlaardingen gewoond.

Medewerkers van de Centrale Keuken (onderdeel van Bureau Massavoeding), Hoofdstraat Schiedam.
Pa staat op de foto, vijfde van links. Tweede van links is de chef en ook latere collega Job van der Meer.
Leuk te vermelden dat de zoon van Job van der Meer (ook een Job) een latere collega van mij werd. 

Over mijn grootouders heb ik alleen nog maar mondjesmaat bericht. In de volgende post ga ik nog verder terug in mijn tijdlijn. Dan ga ik dus echt een stuk stamboomonderzoek over mijn voorouders behandelen . In deze post wil ik eerst mijn groot- en overgrootouders schetsen, omdat ik over hen meer informatie over heb. Drie van de vier grootouders heb ik zelf meegemaakt en ik heb ook informatie over hen via "verhalen" uit de eerste hand. Maar toch ook heb ik via stamboomonderzoek nog extra, verrassende informatie boven water gekregen. Van mijn acht overgrootouders heb ik zelf alleen maar de overgrootmoeder via mijn moederlijn meegemaakt.

De ouders en grootouders van mijn vader.
Mijn vader werd in 1919 geboren in Schiedam als het laatste kind van zijn ouders. Hij had vijf zussen en broers. Hij was duidelijk een nakomertje. Daardoor heeft hij in het gezinsleven weinig contact gehad met zijn oudere broers en zussen. Zijn oudste broer kreeg al een zoon toen mijn vader net geboren was en de meeste broers en zussen waren al het huis uit toen mijn vader 10 jaar was. Alleen met zijn jongste zus Lies, waar ik al eerder over verhaald heb, is hij bewust opgegroeid en was de band innig.

De ouders van mijn vader, Cornelis (*1872) en Adriana Bleiksloot (*1878), zijn in 1901 in Den Haag getrouwd. Dat ging niet zonder slag of stoot. De ouders van zijn moeder (mijn oma dus) waren namelijk tegen het huwelijk en mijn oma heeft via het kantongerecht afgedwongen dat ze mocht trouwen. De reden dat ze tegen het huwelijk waren had waarschijnlijk een religieuze achtergrond. Mijn opa was van huis uit Rooms Katholiek en mijn oma Nederlands Hervormd. Het feit dat de ouders van mijn oma tegen het huwelijk waren, was waarschijnlijk de reden dat mijn opa en oma, hoewel zij beiden in Schiedam woonden, in Den Haag getrouwd zijn. Den Haag was de plaats waar oma "in betrekking" was. In het begin zijn ze in Overschie gaan wonen, maar zijn vijf jaar later (1906) toch weer in Schiedam gaan wonen. Waarschijnlijk was dat omdat ze een tijdje uit het zicht van haar ouders wilde blijven. Dit is mij niet verteld, het is mijn interpretatie. Maar ik heb ook bijna nooit over de ouders van mijn oma horen vertellen, behalve van mijn nicht Sjaan. Hier kom ik later in deze post op terug.

Alhoewel mijn opa en oma van vaderskant gek op elkaar moeten zijn geweest (anders dwing je geen huwelijk af, toch?) was het huwelijk uiteindelijk geen succes. Mijn opa was metselaar en, zoals gewoon in die tijd, zorgde mijn oma voor het gezin. Na een kort verblijf in Overschie, zijn ze weer in Schiedam gaan wonen en wel in het centrum. Ze kregen zeven kinderen, waarvan er een zeer jong gestorven is. Mijn vader is in 1919 geboren in de Bleekerstraat, een zijstraat van de Lange Kerkstraat. 

Mijn grootouders van vaderskant
Foto ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijk in 1926

Later gingen ze aan de noordkant van het station wonen, aan de Parallelweg. Daar ging mijn oma een waterstokerij runnen. Waarschijnlijk was dat nodig, omdat mijn opa niet zo arbeidsproductief meer was. Hij leed namelijk aan een geestesziekte en is eind jaren dertig opgenomen in een psychiatrische instelling in Noordwijkerhout: de Sint Bavo inrichting. Zus herinnert zich dat zij bij Pa achterop de bromfiets? Opa bezocht heeft in Noordwijkerhout. Daar is hij in 1952 gestorven en begraven.

Mijn Opa van vaderskant
Foto in de tuin van de Sint Bavo in Noordwijkerhout.

Toen mijn opa stierf was ik twee jaar en heb natuurlijk geen herinnering aan hem. Misschien heeft hij mij nooit gezien, maar hij wist wel van mijn bestaan af. Want toen Pa was overleden, heb ik in zijn spullen een briefje van Opa gevonden, waarin Opa aan Oma schreef of Pa eens met mij bij hem op bezoek wilde komen. Of het daarvan ooit gekomen is?; ik heb mijn vader nooit kunnen vragen. Hieronder kan je precies lezen, hoe Opa dat aan Oma vroeg. Ik vind het een uniek en ontroerend documentje. 

Briefje van Opa aan Oma, waarin hij vraagt om een bezoek van Pa en mij aan hem ...
De tekst is niet makkelijk te lezen, hierbij transcriptie:
Noordwijkerhout, 12/12/1949
Bij deze moet ik u vriendelijk danken voor de moien St. Nicolaas seprise. Beste Vrouw, ik heb verleden een kaartje van Jo ontvangen, als dat zijn Vrouw bevallen was van een zoon. toen heb ik ze gefilisiteerd en, gelijk gevraagd of hij als het eenigzins kan, mij is te komen bezoeken. maar ik heb tot heden nog geen antwoord terug gehad. Beste vrouw, verder de Hartelijke groeten van mij, aan allen, van mij uw Man.
ondertekend

Het verhaal ging dat Opa en Oma officieel gescheiden zijn, maar dat is niet waar. Natuurlijk waren ze gescheiden "van tafel en bed", maar uit de overlijdensakte van Opa blijkt dat ze toen nog steeds getrouwd waren en dat Opa zelfs officieel nog in Schiedam woonde. Wel zijn ze in 1936 apart gaan wonen. Oma ging met de twee nog thuiswonende kinderen bij een zoon inwonen en Opa ging bij een van zijn broers inwonen en later nog bij een ander familielid. Maar de situatie werd daar blijkbaar ook zo onhoudbaar, dat hij eind jaren dertig in de Sint Bavo inrichting is opgenomen.

Later in 1936 is Oma, met Pa en tante Lies, weer zelfstandig gaan wonen, en wel in de Rembrandtlaan in Schiedam. Daar heb ik de herinneringen aan haar die ik al beschreven heb in een eerdere post. Maar voor de volledigheid geef ik hieronder nog een iets kortere beschrijving van mijn eigen herinneringen aan haar.

Omdat mij vader een nakomertje was, heb ik Oma alleen bewust meegemaakt in de herfst van haar leven. Ik herinner haar het liefst van de periode dat ze nog zelfstandig woonde in de  Rembrandtlaan in Schiedam. Mijn herinneringen aan haar beginnen van toen ze ongeveer 75 jaar was.

Oma van vaderskant met Zus (1948), Oma was toen 70 jaar.

Oma woonde daar in op de bovenste etage van een drie verdiepingen huis, niet ver van ons eigen huis. We gingen haar vaak op zondag opzoeken, lopend, en er waren dan soms ook meerdere ooms en tantes op bezoek. Wat Oma erg goed kon maken was tomatensoep, in mijn idee was het de lekkerste soep van de hele wereld. Ik kan me Oma alleen maar herinneren met sombere, zwarte kleren aan. Van direct contact met haar, een knuffel of bij haar op schoot zitten zoals met Zus hierboven, kan ik me eigenlijk niet veel meer herinneren. Maar van mijn twintig jaar oudere nicht Sjaan (de dochter van de oudste broer van mijn vader) weet ik dat Oma erg lief kon zijn. Van Sjaan heb ik ook de wat meer gedetailleerde informatie van Opa en Oma, toen ze aan de Parallelweg woonden. Sjaan woonde daar ook met haar ouders.


De laatste jaren van haar leven kon Oma niet meer alleen wonen. Eerst is ze bij een zoon van haar gaan inwonen in Rotterdam, maar dat liep al erg snel mis door ruzie met haar schoondochter. Daarna is ze bij een dochter in gaan wonen in Vlaardingen. Die dochter, Sjaan, vormde met haar tweede man een heel sociaal echtpaar; beide waren ze lid van het Leger des Heils. Oma was daar goed op haar plek en daar heeft ze nog een paar goede jaren gehad (zie foto onder).

Oma met nicht Elsje en blogger, in de kamer waar ze inwoonde bij tante Sjaan (ongeveer 1962).
De foto is gemaakt met een sluitertijd van enkele seconden.
daarom staan de personen er wat wazig op.

We hebben Oma als gezin nog regelmatig bezocht. De laatste keer dat ik Oma gezien heb, was toen ik samen met Pa haar opzocht in het Hofsingel Ziekenhuis in Vlaardingen. Oma was toen al erg zwak. Niet lang daarna is zij gestorven, 85 jaar oud. Dat was ze ook, oud .... en versleten. Ze is begraven op begraafplaats Emous in Vlaardingen. Als jongentje heb ik haar (algemene) graf nog vaak bezocht om er wat zelf-geplukte bloemetjes op te zetten. Want hoewel het voor mij geen super-oma is geweest, heeft haar dood een grote indruk op mij gemaakt. Hoewel haar steen al lang van haar graf verwijderd is, is het graf nooit geruimd. Een jaar of vijftien geleden heb ik van één van de eerdere beheerders van de begraafplaats informatie gekregen op welk veld zij precies begraven is. Die plek ligt nu onder een urnentuin. Ik kom nog regelmatig op de begraafplaats om een ander graf te bezoeken. Wanneer ik dan langs dat "plekje" loop, zeg ik haar (en mijn overgrootmoeder "Opoe Kippen", zie later in deze post) altijd even hardop gedag ...

De grootouders van mijn vader
De informatie uit dit stukje is bijna volledig afkomstig uit archieven. Summiere extra informatie heb ik van het hierboven genoemde nichtje Sjaan. Verder heb ik een foto van een van mijn overgrootmoeders, Rosalia, gekregen van een ver familielid (Thea de Jong, een Facebook-contact van Zus). Thea, Zus en ik hebben Rosalia als eerste gemeenschappelijke voorouder.

  • De ouders van mijn vadersvader, Henricus (*1846) en Rosalia van der Burg (*1847), zijn geboren in respectievelijk 's Hertogenbosch en Maassluis. Ze zijn in 1872 in Schiedam getrouwd. Op het moment van trouwen woonde Henricus officieel in Vught en was metselaar en Rosalia woonde in Schiedam en was naaister. Ze zijn na hun huwelijk op de Broersvest gaan wonen. Mijn opa werd al snel na het huwelijk geboren. Totaal hebben ze 13 kinderen gekregen, waarvan er zes (erg) jong gestorven zijn. Uit overlevering is er niets bekend van deze overgrootouders. Na de eerste publicatie van deze post vond ik onderstaande advertentie in de Beeldbank van het Sciedamse archief. Zo leuk, ik kon niet nalaten het toe te voegen, het geeft deze overgrootouders van me een "gezicht".
Herdenkingsadvertentie in de Nieuwe Schiedamse Courant van 15 mei 1922

De "ziekte" genoemd in bovenstaande advertentie was blijkbaar niet zo ernstig. Ze hebben namelijk een hoge leeftijd bereikt. Henricus is 82 jaar geworden (✝1928) en is in het gemeenteziekenhuis gestorven. Rosalia is 92 geworden (✝1940) en is in een "bejaardenhuis" aan de Nieuwe Haven gestorven, op de plaats waar nu Huize Frankeland staat. Hieronder is de al eerder aangekondigde foto van Rosalia ingeplakt.

Rosalia van der Burg, de moeder van mijn opa van vaderskant

  • De ouders van mijn vadersmoeder, Adrianus Bleiksloot (*1853) en Elsje Adriaantje Noordzij (*1856), zijn geboren in respectievelijk Maassluis en Charlois (tegenwoordig een wijk in Rotterdam-Zuid). Ze trouwden in 1877 in Schiedam. Op het moment van trouwen woonde Adrianus in Schiedam en was arbeider (later schipper, nog later koopman); Elsje was zonder beroep en woonde in Charlois. Voor zover ik heb kunnen nagaan, hebben ze altijd in het Singelkwartier in Schiedam gewoond. Ze hebben negen kinderen gekregen, waarvan en twee erg jong gestorven zijn. Mijn oma was de eerste boreling uit dit huwelijk. Via mijn nicht Sjaan weet ik dat Adrianus een houten been had. Ze vertelde me dat je het echtpaar van verre hoorde komen aanlopen wanneer ze naar de Parallel weg kwamen. Blijkbaar is het dan toch weer goed geworden tussen Oma en haar ouders, omdat Adrianus en Elsje dan blijkbaar bij haar op bezoek kwamen. Sjaan woonde immers vlak bij Opa en Oma. Later heb ik een artikel in de Schiedamse Courant gevonden uit 1892, waarin Adrianus is vermeld als redder van een drenkeling. Het artikel vermeldt dat "een schipper was te water geraakt ... en op zijn hulpgeroep snelden onmiddellijk vele personen toe en sprong zekere A. Bleiksloot, die een houten been heeft, te water en had het geluk den drenkeling te grijpen...". Het artikel is hieronder ingeplakt. 

Een van mijn overgrootvaders, Adrianus Bleiksloot, "held" in reddingsdrama
Artikel uit de Schiedamse Courant van 25 nov 1892. 


Ook Adrianus en Elsje hebben een respectabele leeftijd bereikt. Adrianus werd 83 jaar en is overleden in het gemeenteziekenhuis in Schiedam (1937). Elsje werd 82 jaar en, hoewel ze nog in Schiedam woonde, is ze in Utrecht overleden (1938).

De ouders en grootouders van mijn moeder.

Mijn moeder werd in 1921 geboren in Schiedam als het tweede kind van haar ouders. De eerste boreling, een jongetje heeft niet lang geleefd. Hij is maar twee jaar geworden. Effectief was mijn moeder dus het oudste kind in het gezin van mijn grootouders. Ma had vijf zussen en broers. Haar ouders moesten jong trouwen, haar moeder had speciale toestemming nodig omdat ze nog maar 16 was toen ze trouwden. In het begin woonden mijn grootouders bij de ouders van mijn oma in, in de Maasdamsestraat in de Gorzen (Schiedam-Zuid). 

De ouders van mijn moeder, Jan Gerardus Verboom (*1898) en Johanna Verveen (*1903), zijn in 1920 in Schiedam getrouwd. Bij het trouwen was mijn opa kolenrijder en mijn oma zonder beroep. De ouders van mijn moeder waren daarmee een generatie jonger dan de ouders van mijn vader. Daarom heb ik veel meer contact gehad met Opa en Oma Verboom en kan ik daar veel meer over verhalen.

Mijn opa was voor de crisis van de jaren 1930 loswerkman. In de crisistijd was hij werkloos en is hij in Drenthe tewerkgesteld bij de ontginning van heidevelden. Uit die tijd hadden ze ook kennissen in Diever wonen, waar ze nog regelmatig op vakantie gingen. Later was Opa bouwvakarbeider en opperman (bron: tante Annie, zus van mijn moeder). Hij was ook overtuigd communist, waarschijnlijk mede ingegeven door zijn werkeloosheid in de crisisjaren en in de oorlog. Zijn grote hobby was het houden van duiven; wij als kinderen noemden hem daarom ook "Opa duiven". Ook gaf hij te pas en onpas seksuele voorlichting aan zijn kleinzoons, waarschijnlijk ingegeven door het feit dat hij zo vroeg moest trouwen. Ook aan mij heeft hij (dikke) condooms aangeboden toen ik net verkering had gekregen met Diny. Ik heb ze vriendelijk afgeslagen en verteld dat we al condooms gebruikten. Ik heb hem niet verteld dat die condooms, "Durex Fetherlite", van veel betere kwaliteit waren. Evenzogoed, toch bijzonder attent van hem! Toen Opa gepensioneerd was, was hij voor “bijverdienste” op straat altijd op zoek naar bruikbare spullen, welke hij dan aan de plaatselijke lorreboer Nettenbreier verkocht.

Van Oma is bekend dat zij erg gesteld was op allerlei ‘herdenkdagen’. Zo werd, naar ons gevoel, een beetje geforceerd elk jaar de trouw- en ondertrouwdatum gevierd, ook elk trouw-lustrum werd uitbundig gevierd. Pa zei weleens: "ik weet niet eens wat mijn trouwdatum is, moet in naar een ondertrouwherdenking van mijn schoonouders!". Naar mijn gevoel zijn Opa en Oma ook altijd echt ‘verliefd’ gebleven, het waren twee "tortelduifjes". Wellicht ook niet zo gek, wanneer je bedenkt dat "duiven" de grote hobby was van Opa,. Het meest kwam dat tot uiting in het voeren van lekkere hapjes, die Opa bij Oma regelmatig tijdens het eten toestopte. Ook wanneer ze in een groot gezelschap aan tafel zaten, zoals bij een diner of zo.

Een van de leukste foto's van Opa en Oma Verboom,
gefotografeerd tijdens de viering van hun 40-jarig huwelijksfeest in 1960.

Er waren ook twee "vervelende trekjes" van Opa en Oma. Opa ging bepaald niet zachtzinnig om met dieren en daar viel hij kinderen mee lastig. Zelf heb ik dat meegemaakt toen ze in de Zwartewaalsestraat woonden. Opa hield duiven op zolder en dat trekt natuurlijk muizen aan. Dat hij die ving en dood maakte, daar kan ik nog mee leven. Maar hij liet dat ook aan mij zien: hij leegde de muizenval in een emmer water, de muis ging dan langs de rand van de ijzeren emmer zwemmen en die sloeg hij dan dood met de kachelpook. Sorry, dat laat je een kind toch niet zien. Toen mijn moeder klein was zei hij eens tegen haar: "houd jij die duif eens vast ...". Toen Ma de duif vast hield draaide Opa de kop van de duif af. Wederom, dat je duiven ook als voedingsbron gebruikte kan ik me voordtellen in tijden van gebrek, maar een kind een duif laten vasthouden en dan de kop eraf draaien is wel een bijzondere manier van opvoeden.

En ander vervelend trekje was dat Oma en Opa "lievelingetjes" hadden. Als kind had ik al het idee dat sommige kleinkinderen werden voorgetrokken. Dat idee werd bevestigd toen ik er jaren later over sprak met een nicht, waaruit bleek dat zij niet alleen het gevoel had, maar ook duidelijk meegemaakt had. Ook sommige kinderen van Opa en Oma werden achtergesteld. Een bekende uitspraak van Opa was, dat wanneer hij een grote prijs in de loterij zou winnen "alle kinderen wat zouden krijgen .... behalve Ploon en Jo, want die hadden het al goed". Allereerst zeg je zoiets toch niet en verder werkte mijn vader zich een slag in de rondte om ons gezin wat meer financiële armslag te geven. Het geeft in ieder geval aan hoe Opa en Oma dachten ...

Ik wil dit stukje niet negatief afsluiten. Ik vond het meestal wel gezellig bij hen thuis, met verjaardagen en zo, waarbij je dan een groot deel van de ooms en tantes en ook de neven en nichten zag. Zeker toen ze in de Numansdorpsestraat woonden en ik de lagere schoolleeftijd had. Het leukst vond ik altijd Nieuwjaarsdag, waarbij we als kleinkinderen altijd wat geld ophaalden bij bij de ooms en tantes tijdens het nieuwjaarwensen. Niet dat dat het leukste was, maar je zag dan ook de broers en zussen van voornamelijk Oma, de "Verveen-tak". Want Oma was de oudste van de broers en zussen en het was in die tijd traditie dat broers en zussen bij de oudste Nieuwjaar gingen wensen. Op die manier heb ik de broers en zussen van Oma leren kennen.

Opa en Oma hebben bijna hun hele leven in de Gorzen gewoond (Schiedam-Zuid). Beide hebben een respectabele leeftijd bereikt. Opa is 82 jaar geworden. Hij is na een kort ziekbed gestorven in 1980. Oma ging op latere leeftijd dementeren en heeft nog een korte tijd in het verpleegtehuis “DrieMaasStede” gewoond. Daar is ze in 1991 op 88-jarige leeftijd overleden. Beiden zijn gecremeerd in crematorium "Hofwijk" te Overschie.

Opa en Oma, de twee tortelduifjes gefotografeerd ter gelegenheid van hun
60-jarig huwelijk in 1980.

Hoewel ik Oma niet onsympathiek vond, vond ik haar twee jaar jongere zus Hendrika (*1905) veel sympathieker. Ik kende tante Riek natuurlijk van de verjaardag van Oma en van het Nieuwjaarwensen bij Oma thuis. Maar ik kwam ook bij tante Riek thuis in de Nieuwe Kerkstraat in Vlaardingen. Hoewel ik haar "tante" noemde, beschouwde ik haar eigenlijk als een van mijn oma's. En hoewel zij dus niet in mijn directe lijn van afstamming zit, schrijf ik, ook als eerbetoon aan haar, het onderstaande stukje. Want hoe kwam het eigenlijk, dat ik tante Riek zo goed kende om haar sympathieker te kunnen vinden dan mijn eigen oma Verboom?

Tante Riek en haar jongste zoon Cock, waarschijnlijk bij het trouwen van Cock

Ik kwam namelijk als kleine jongen al bij tante Riek thuis, samen met mijn moeder op visite bij mijn overgrootmoeder, "Opoe Kippen". Deze moeder van Oma Verboom en tante Riek woonde namelijk bij tante Riek in. Ma had al een goede band met haar tante Riek, bij wie ze bruidsmeisje was geweest, en ik speelde daar graag. Tante Riek had namelijk twee zonen die ouder waren dan ik en die dan naar school waren. Ik speelde toen met hun houten speelgoed, grote interessante stukken zoals een ophaalbrug. Later is ons hondje Teddy begraven in de tuin van tante Riek en ging ik vaak op de vrije woensdagmiddag bloemetjes brengen op Teddy's graf. Tante Riek was dan altijd erg aardig tegen mij en schonk mij veel aandacht, meer dan ik van haar zus, mijn echte oma, kreeg. Wat ik later van tante Riek te weten kwam maakte haar alleen maar sympathieker. Ze had namelijk niet bepaald een makkelijk leven achter de rug. Tante Riek was al op jonge leeftijd alleen, haar man was opgenomen in een psychiatrische kliniek in Delft en is daar verder nooit meer uit ontslagen. Verder had ze de zoon van haar oudste broer Cor in huis opgenomen, omdat diens moeder al vroeg was gestorven. Ook had tante Riek haar moeder in huis genomen, toen die niet meer alleen thuis kon wonen. Kortom, tante Riek die zelf een grote tegenslag te verwerken had, hielp andere mensen waar ze kon. Verder is ook nog haar jongste zoon Cock, waarmee ze hierboven op de foto staat, relatief jong gestorven. Tante Riek had dus al vroeg een aardige rugzak te dragen en was dus heel erg sociaal. Veel later, toen ikzelf een gezin met Diny had gesticht, zijn wij tante Riek niet uit het oog verloren. Diny, als sociale motor van ons gezin, betrok tante Riek regelmatig bij ons gezin en ging ook vaak bij haar op bezoek. Dus tante Riek, een oudtante die ik als oma beschouwde, zal in latere posts zeker nog terugkomen. 

De grootouders van mijn moeder.

Net zoals bij de grootouders van mijn vader, heb ik de meeste informatie over de grootouders van mijn moeder uit de archieven. Alleen van deze vier overgrootouders van mij heb ik er één bewust meegemaakt, de al eerder genoemde "Opoe Kippen". Maar nu eerst de grootouders van mijn moedersvader.

  • De ouders van mijn moedersvader, Petrus Jacobus Verboom (*1855) en Johanna Hamerslag (*1858) zijn beide geboren in Schiedam. Ze trouwden in 1875, ook in Schiedam. Beiden waren erg jong bij hun trouwen (20 en 17 jaar, respectievelijk) en ze waren allebei werkeloos. Enkele jaren later, bij de geboorte van een van zijn kinderen, was Petrus Jacobus schipper, nog later "vleeschhouwer". Ze kregen elf kinderen, waarvan er drie jong gestorven zijn. Opa was de jongste van het gezin. Alle informatie van deze twee overgrootouders heb ik uit archiefonderzoek, er is nooit over hen gesproken. Ik heb alleen een keer een broer van Opa Verboom gezien op een van de verjaardagen van Opa. Dat ik weinig over hen weet komt omdat mijn moeder hen ook niet echt gekend heeft, omdat Ma nog zo jong was toen zijn stierven. Johanna is in 1927 gestorven op 69 jarige leeftijd. Vanaf dat moment tot zijn dood, heeft mijn overgrootvader Verboom bij mijn Opa en Oma ingewoond (bron: tante Annie, zus van mijn moeder). Tante Annie vertelde ook dat hij last had van (epileptische) aanvallen. Petrus Jacobus was 74 jaar toen hij in 1930 stierf. Van overgrootmoeder Johanna is een foto bewaard gebleven, zie hieronder.

Overgrootmoeder van moederskant: Johanna Hamerslag

Hieronder heb ik een foto ingeplakt die mogelijk van overgrootvader Petrus Jacobus is. De foto kan ook van Opa Verboom zijn. Maar deze strenge blik met gefronst voorhoofd heb ik bij Opa nooit gezien. Opa was altijd een heel relaxt persoon met een open blik. Verder is dit een "staatsiefoto", net zoals de eerder getoonde staatsiefoto van zijn vrouw, mijn Opoe Verboom. Staatsie foto's vond ik echt niks voor mijn Opa en Oma en er is ook geen staatsiefoto van Oma Verboom bekend. Dus dat Opa Verboom wel een staatsie foto van zichzelf heeft laten maken ligt niet voor de hand. Wanneer deze foto inderdaad van mijn overgrootvader Verboom is, lijkt mijn Opa wel erg op hem. Dus er is zeker een gegronde reden voor twijfel.

Dit is mogelijk overgrootvader Petrus Jacobus Verboom.
Het voorbehoud wordt hierboven uitgelegd.

  • De ouders van mijn moedersmoeder, Cornelis Verveen (*1880, roepnaam Kees) en Pleuntje Hoogland (*1881) zijn geboren in Schiedam en Overschie, respectievelijk. Ze trouwden in 1901 in Schiedam. Cornelis was bij zijn trouwen machinist, later kraandrijver, en Pleuntje was werkeloos. Ze kregen zes kinderen, waarvan er een jong gestorven is. Zoals al eerder vermeld was mijn oma de oudste van het gezin en "tante Riek" de derde boreling. Van deze overgrootouders kan ik meer vertellen, omdat ze een generatie jonger zijn dan de ouders van mijn opa Verboom en er daarom meer bekend is uit overlevering. En zoals al gezegd, heb ik Pleuntje Hoogland, alias "Opoe Kippen", zelf meegemaakt. Maar eerst even verklaren waarom we haar "Opoe Kippen" noemden. Wanneer je het nog niet weet, opoe wordt wel gebruikt als koosnaampje voor overgrootmoeder. Het laat zich raden waarom het achtervoegsel "kippen": er was een ren met kippen in de tuin van het huis waar ze woonde. Ik leerde Opoe kennen in het laatste stukje van haar leven en ik heb haar maar een paar jaar meegemaakt Opoe woonde in bij tante Riek, in de Nieuwe Kerkstraat in Vlaardingen. De tuin van tante Riek was erg diep, voor mijn gevoel wel 30 meter. Plaats genoeg dus voor een kippenren. Opoe heeft voor zover ik het heb kunnen nagaan, altijd in Schiedam gewoond. Ook toen haar man is gestorven, die overleed al op 52-jarige leeftijd in 1932, thuis in de Voornsestraat.


Overgrootvader Cornelis Verveen

Toen Opoe ze niet meer voor zichzelf kon zorgen is ze bij tante Riek in gaan wonen. Daar heb ik ze diverse malen meegemaakt, zoals ik al heb beschreven in het stukje hierboven over tante Riek. Opoe is in 1959 gestorven. Ze is, net als mijn oma van vaderskant, begraven op hetzelfde veldje op begraafplaats Emous in Vlaardingen. Ook van haar graf is de steen verwijderd, maar het graf niet geruimd. Dus wanneer ik de begraafplaats bezoek en ik langs dat veldje loop, zeg ik haar, en mijn oma van vaderskant, altijd even hardop gedag.

De enige overgrootouder die ik daadwerkelijk gekend heb: Pleuntje Hoogland
Mede door de details van de inrichting van de woonkamer vind ik deze foto zo leuk

Waar liggen mijn roots en waar hielden mijn voorouders zich mee bezig?
Geloof. Het geloof speelde vroeger best een grote rol bij de keuze van je partner. Daar zal ik in de volgende post uitgebreider over vertellen. De generaties voorouders die ik in deze post behandeld heb zijn voornamelijk Nederlands Hervormd; alleen de voorouders van mijn vader waren Katholiek. Bij of vlak na het huwelijk van mijn opa en oma van vaderskant is mijn oma katholiek geworden. 

Beroep. De vrouwen van de generaties van deze post hadden meestal geen beroep bij het afsluiten van het huwelijk. Voor hun huwelijk waren ze vaak "in betrekking", d.w.z. dienstmeisje bij een rijker gezin. Maar hiermee stopten ze dan als ze gingen trouwen. Dat laatste was zo bij mijn oma van vaderskant. Ook heeft zij later, noodgedwongen, een waterstokerij gerund. Eén van mijn overgrootmoeders, Rosalia van der Burg, was bij haar trouwen naaister.  Bij de mannen aan mijn vaderskant zijn er een paar generaties metselaars. Aan mijn moederskant was er iemand, Cornelis Verveen, met een meer technisch beroep: machinist/kraandrijver. Verder hebben ze eenvoudige beroepen gehad, zoals kolenrijder, loswerkman en ook komt "werkeloos" af en toe voor.

Wat de plaats van herkomst betreft, komen alle vier mijn grootouders uit Schiedam. Van mijn overgrootouders komt er een uit 's Hertogenbosch en de anderen uit het huidige Rijnmondgebied: Schiedam, Maassluis en het huidige Rotterdam (Overschie en Charlois).

In de volgende post kijken we nog een paar generaties verder terug. 

11 april 2021

Mijn ouders deel 2 (1960 - 1973)

Met bijdrages van Zus.

Ik ben nu in mijn blog op een kantelpunt van mijn tijdlijn gekomen: pas getrouwd en mijn militaire dienstplicht vervuld. Ik zou nu dus met mijn posts verder kunnen gaan in november 1972, toen ik uit militaire dienst kwam. Maar juist nu is het eerst tijd om twee andere posts te schrijven: één post over welke ontwikkeling mijn ouders doorgemaakt hebben sinds ik de laatste keer over hen schreef (1960), en een andere post over waar mijn roots liggen, ofwel waar kwamen mijn voorouders vandaan en wat hield hen bezig. Deze post gaat over wat mijn ouders meemaakten in het tijdvak 1960 tot en met 1973, het jaar dat Diny en ik het ouderlijkhuis verlieten en zelfstandig ging wonen.   

In de eerste post over mijn ouders heb ik beschreven  hoe ze elkaar ontmoet hebben, hoe ze in het leven stonden en wat hen bezig hield tot begin 1960. Kort samengevat hadden ze een gebruikelijke traditionele relatie van die jaren, waarbij de man werkte en de vrouw thuis het huishouden deed en de kinderen grootbracht. Voor hun verdere ontwikkeling, die ik nu ga beschrijven, waren twee zaken belangrijk, die ik nu iets verder ga uitdiepen.

Ten eerste realiseerde Pa zich, dat hij in zijn jeugd een slag gemist had met zijn studie. Hij had eigenlijk, gedeeltelijk buiten zijn schuld om, niet veel meer dan de lagere school doorlopen. Daarom probeerde hij dat in de jaren 50 te "repareren" door via avondstudie een aantal diploma's te halen . Dat lukte hem wonderwel en hij haalde achtereenvolgens zijn MULO A diploma (1955), zijn "Akte van bekwaamheid Gemeente-Administratie 1" (1958) en, als laatste, in 1959 zijn Praktijkdiploma Boekhouden. Ik vind het nog steeds een pracht prestatie dat hem dat lukte naast zijn gewone baan en zijn gezinsleven.

Pa's diploma Boekhouden, gehaald in 1959.

Met name de cijferlijst van zijn MULO examen maakt nog steeds grote indruk op me. Hier is duidelijk te zien dat hij veel meer in zijn mars had.

Pa's prachtige cijferlijst van zijn MULO examen laat zien dat hij veel meer in zijn mars had.

Heel leuk is ook, dat Zus me wist te vertellen dat Pa van zijn moeder (toen al 81 jaar) een mooie sigarettenstandaard gekregen had bij het behalen van zijn Boekhouddiploma én dat Zus die standaard nog steeds heeft. De standaard ken ik heel goed, hij heeft altijd in het ouderlijkhuis gestaan, maar het verhaal erachter kende ik nog niet. 

De fraaie sigarettenstandaard die Pa van zijn moeder gekregen heeft.
De zwarte bodem heeft concentrische cirkels van ronde gaten, waarin de sigaretten recht omhoog staan.
Foto: Zus.

De tweede zaak die belangrijk was voor de verdere ontwikkeling van mijn ouders. was de omgang met hun Indische vrienden.  Die vrienden hadden namelijk een andere levensstijl, die met name Pa wel aanstond, maar waarbij wat meer geld nodig was om dat ook vol te houden toen die vrienden naar de VS emigreerden. De mannelijke helft van die vrienden, oom George, was automonteur in het leger en hielp Pa bij de reparatie van zijn auto. Toen oom George door emigratie uit beeld was geraakt, moest Pa zijn auto verkopen, omdat hij de reparaties niet meer kon betalen. En die auto was best belangrijk voor de dingen die Pa en Ma leuk vonden.

Ik kan me nog goed herinneren dat Pa, op de terugweg van onze Belgische fietstocht, mij vertelde dat hij in gesprek was over een bijbaantje om de financiële administratie bij te gaan bijhouden van een ijzerhandel in Vlaardingen. Pa hield op dat moment als vrijwilliger de boeken bij van een onderafdeling van Vereniging Humanitas. De directeur van bovengenoemde ijzerhandel zocht iemand die zijn administratie op orde kon brengen en was door een kennis, die bij Humanitas werkte, getipt dat Pa een bijbaantje zocht. Dat nieuwe bijbaantje werd voor Pa een heuse tweede baan voor de rest van zijn leven én voor ons als gezin was het een begin van flinke veranderingen in ons leven ...

De administratie van de "jonge" ijzerhandel bleek namelijk een soort "schoenendoosadministratie" te zijn en Pa had best veel werk om die administratie op orde te krijgen. Hij had er best lol in en voldoening van en het klikte goed met de directeur van de ijzerhandel, die ik verder meneer F. zal noemen. Meneer F. vroeg Pa of, nu de administratie op orde was gebracht, hij het ook bij wilde gaan houden. De zaken gingen gingen goed en dat gaf steeds meer administrate. Zo groeide het bijbaantje uit tot een drukke bijbaan, waar Pa elke avond van 7-12 uur mee bezig was en ook in het weekend besteedde hij er zeker vijf uur per dag aan.

Natuurlijk had dat weerslag op het gezinsleven, omdat hij er minder voor ons was. Pa werkte weliswaar in de huiskamer en was dus wel aanspreekbaar, maar toch veranderde zijn werken de sfeer in huis. Dat werken had ook wel zijn leuke kanten, want af en toe betrok hij ons ook bij zijn werk. Pa was namelijk heel precies en alles moest tot op de cent kloppen. Immers, een verschil, hoe klein ook, kon komen door vergissingen in meerdere posten. Wanneer Pa er niet uitkwam vroeg hij soms aan Zus en mij of wij eens stukken na wilden kijken en/of bepaalde dingen eens wilden narekenen. Dat was toen op, voor die tijd, moderne analoge rekenmachines. Die gevraagde hulp heeft mij in ieder geval gevormd en inzicht gegeven hoe een (eenvoudige) boekhouding in elkaar steekt. Hoewel ik een technische opleiding volgde en wetenschappelijk gevormd ben, heeft dat in mijn privéleven toch veel voordeel opgeleverd. Ik ben een paar keer penningmeester geweest van niet al te grote "verenigingen" en zat vaak in kascontrolecommissies van clubs en verenigingen. Ofwel, ik heb goed inzicht in (eenvoudige) financiële administraties, iets waarvan ik merk dat de meeste mensen dat absoluut niet hebben. Zus en ik zijn er nog niet uit of Pa de administratie van zijn bijbaantje aan een bureau of gewoon aan de tafel uitvoerde, maar over de plek zijn we het wel eens: in deze hoek van de kamer op de onderstaande foto.

In deze hoek van de kamer zat Pa te werken aan de administrate van de ijzerhandel.
Op de foto zit mijn toen 18-jarige Zus er te stralen ...

Dus, Pa's bijbaan had best wel zijn weerslag op het gezinsleven. Maar het had ook positieve kanten. De eerste paar jaar gingen Pa en Ma nog op de brommer naar hun vakantieadres in Chêne (Zuid-België), een tocht van twee dagen met overnachting in Huy aan de Maas.

Ma en Pa gingen eerst met de brommer naar Chêne.

Maar al snel was er geld genoeg om een auto te huren voor de vakanties, zodat wij ook weer mee konden. De auto's die gehuurd werden waren Dafjes, de "auto met het slimme pookje". Dat Pa de Dafjes serieus nam, blijkt wel uit het bewaren van het onderstaande instructieboekje, ook nadat de Dafjes waren ingeruild voor luxere auto's ...

De Dafjes werden door Pa serieus genomen.


Maar al snel betaalde meneer F. Pa "belastingtechnisch" gunstig uit via een auto van de zaak. Voor een deel dan, maar toch. Zijn tweede gekochte auto, na de "Standard" van rond 1957, werd dan ook .... jawel, een Dafje!

Zus, Pa en Ma bij het eerste gekochte Dafje.

Zoals gezegd, zo'n Dafje beviel Pa best, hoewel we er met zijn vieren én hond Bruno maar net inpasten. Later werd het Dafje een grotere Renault 10, waar duidelijk meer ruimte in was. Maar niet alleen wij als kinderen konden weer mee met de auto. Ook tante Lies en ome Joris zijn zeker een keer mee geweest naar ons vakantieadres in België, getuige de foto's hieronder.


Ook Tante Lies en oom Joris gingen in het Dafje mee naar Chêne.
Hier door Ma gefotografeerd aan tafel in de molen van Dolf (links) en Rosette (rechts).

Een andere verandering in het leven van Pa en Ma was dat Zus verkering kreeg met Zwager. Behalve dat ze dat heel erg leuk vonden, Zwager viel duidelijk in de smaak, had het ook een bijkomend voordeel voor Pa. Rond die tijd liep namelijk de bijbaan van Pa een beetje uit de hand en hij raakte overwerkt; hoe kan het ook met twee volwaardige banen! Hij kon dus wel wat hulp gebruiken. En zo ging Zwager, die ook een boekhoudkundige opleiding had genoten, Pa meehelpen. Maar de ijzerhandel van meneer F. bleef maar groeien en dus ging Zwager als heuse baan in Zwijndrecht, waar de ijzerhandel inmiddels gevestigd was, de hele administratie doen. De ijzerhandel had inmiddels een filiaal op de Nederlandse Antillen gekregen en Pa ging de administratie doen van die "Antillentak" plus de  privéadministratie van de directeur. Want meneer F. en Pa konden het ook privé erg goed met elkaar vinden. Zo groeide Pa's bijbaantje eind 1969 uit tot een volwaardige baan voor Zwager en een andere bijbaan bij de ijzerhandel voor Pa.

Dat Pa het goed kon vinden met meneer F. (links) blijkt wel uit het feit dat hij met Ma uitgenodigd werd bij officiële gebeurtenissen van de familie F. Of Ma dat altijd zo leuk vond betwijfel ik ... ik lijk namelijk nogal op haar, haha. 

Inmiddels was er nog een leuke verandering in het leven van Pa en Ma: het grootouderschap. Zus en Zwager waren moeder en vader geworden van een meisje, jawel Desirée, Diny's en mijn latere bruidsmeisje, en dat grootouderschap vonden ze maar al te leuk.

Pa, Ma en Zus aan de wandel met baby Desirée tijdens een vakantie in de Lommerbergen (Limburg).

Vermeldenswaard is dat toen Pa overwerkt raakte, Pa en Ma een wintersportvakantie aangeboden kregen van meneer F. De reis ging met de trein naar Mayrhofen in Oostenrijk en ze logeerden in hotel Rose. Ze hadden het daar zo naar hun zin, dat zij daar vele jaren op vakantie zijn geweest. Eerst alleen 's winters, maar later ook 's zomers. Hier kom ik op een latere blog nog op terug.

Pa en Ma op wintersport in Mayrhofen.

In het jaar 1969 vierde Pa zijn zilveren jubileum bij zijn hoofdwerkgever en het jaar erop vierden Ma en Pa hun 25-jarig huwelijksfeest, in klein comité weliswaar. Een "Gelukstelegram" voor Pa's zilveren jubileum door ons "kinderen" naar hotel Rose in Mayrhofen  (waar ze toen verbleven) is bewaard gebleven .....

Pa's zilveren jubileum bij de Gemeente vierden zij in hun geliefde Hotel Rose in Mayrhofen.
Wij als kinderen stuurden hen een telegram ... jaja, internet was er nog lang niet, haha.

... en een leuke foto van hun 25-jarig huwelijksviering, zie onder.

Pa en Ma bij het geven van cadeaus voor hun 25-jarige huwelijk.
Pa maakte altijd "gekkigheid" bij het krijgen van cadeaus en Ma moest daar steevast om lachen.

Maar het leven is niet alleen maar feest en vrolijkheid. Een paar jaar na Pa's overwerktheid was Ma aan de beurt met medische problemen. Maar deze waren een stuk serieuzer dan die van Pa. Ik heb al in een eerdere post verteld dat, toen ik in militaire dienst zat horen kreeg dat Ma blind was geworden aan een oog (september 1971). Het bleek dat ze oogtrombose had en na onderzoek bleek dat dat kwam door een hartafwijking: een vergroeide hartklep. Dat laatste is vermoedelijk gekomen doordat ze mid jaren vijftig last had van reuma en dat ze als medicatie zogenaamde goudinjecties had gekregen. Om te onderzoeken wat aan die hartproblemen te doen was, heeft ze heeft toen diverse keren in het ziekenhuis gelegen. Later werd ze ook opgenomen, omdat haar conditie zienderogen achteruitging. 

In deze periode verloor Ma veel gewicht en ging ze zienderogen achteruit.
Vergelijk deze foto maar eens met vorige foto's van haar ...

In eerste instantie lag ze in het Gemeenteziekenhuis in Schiedam. In die periode trouwden Diny en ik en gingen we bij mijn ouders inwonen, ook omdat Diny zo tot steun kon zijn voor Ma en Pa in deze moeilijke tijd. Weer wat later werden Ma en Pa voor de tweede keer grootouder van hun kleindochter Laura. Ma kreeg Laura voor de eerste keer te zien toen ze in het Gemeente Ziekenhuis lag, zie onder.

Ma en Pa bewonderden in het Gemeenteziekenhuis hun
pasgeboren tweede kleinkind Laura (november 1972).

Eind 1972 werd Ma overgebracht naar het Dijkzichtziekenhuis te Rotterdam. In dit laatste ziekenhuis heeft ze weer maanden gelegen en heeft ze diverse onderzoeken ondergaan in de aanloop naar haar hartoperatie. Elke keer dachten de artsen dat Ma weer iets anders mankeerde (leverziekte? > leverpunctie!) en op het eind werd het wachten tot ze de openhartoperatie zou kunnen ondergaan. Ook dat duurde en duurde maar. Maar begin maart 1973 had ze het geluk dat een jong meisje, dat op de planning stond voor een hartoperatie, verkouden werd. Alleen Ma was toen beschikbaar voor de operatie en een dag later konden we bij haar op bezoek nadat ze bijgekomen was van een openhartoperatie. Bij ons eerste bezoek lag ze nog steeds aan de kunstmatige beademing, in een plastic tent met slangen en een tube in haar luchtpijp. Hierdoor kon ze natuurlijk niet praten, het was een akelig gezicht, ze zwaaide een beetje ... dus ze leefde nog! Oh, wat was dat een opluchting! En tien dagen later, eind maart 1973, mocht ze naar huis, we hadden het gehoopt maar zeker niet meer verwacht. Als dat meisje niet verkouden was geworden ...

Al heel snel knapte Ma op en haar conditie ging met sprongen vooruit. In de Slachthuisbuurt woonden we op de derde etage zonder lift. De dokter adviseerde om te verhuizen zodat Ma geen trappen meer hoefde te lopen en twee maanden later (mei 1973) verhuisden ze samen naar de Aalscholverlaan in Vlaardingen. Het was een modern flatgebouw met lift. Op hetzelfde moment konden Diny en ik eindelijk ons appartement in Vlaardingen gaan bewonen, Ons huis had een jaar op ons staan wachten, het was alleen maar gebruikt om wat vrienden en familie te ontvangen. Ma was voldoende opgeknapt en Ma en Pa hadden onze hulp niet meer nodig. Voor hen, maar ook voor ons, begon een nieuwe fase in ons leven.